Johannes Antonides van der Linden

[bewurkje seksje] Side wurdt wiske

Dizze side stiet op de list fan siden dy't wiske wurde sille.

Dizze side wurdt wiske om't de side (no) net brûkber mear is.
Soenen jo noch in doel sjen foar dizze side, dan kinne jo der gewoan yn skriuwe, mar helje dan al earst de titel fan de list fan siden dy't wiske wurde sille, om't jo wurk oars ek wiske wurde soe.





Johannes Antonides van der Linden trad in 1639 in de voetsporen van zijn voorganger en leermeester Winsemius. Zijn studie te Leiden (1625-1629) had hij te Franeker voortgezet. Hij woonde toen bij Winsemius. Op 18 oktober 1630 was hij bij hem gepromoveerd. Van der Lindens verdiensten voor de hortus waren zo groot, dat Gedeputeerde Staten de tuin lieten uitbreiden en er een woning voor de hoogleraar in de geneeskunde lieten aanbouwen. Van der Linden trok nogal wat Engelse studenten, Hij was meer een theoreticus dan een practicus. Zijn vermaardheid had hij te danken aan zijn enorme belezenheid. Op zijn verdiensten voor de Franeker academiebibliotheek zullen we nog nader ingaan. In 1651 werd hij te Leiden benoemd. Zijn diepe verering voor de oude leerstellingen van Hippocrates en Galenus brachten hem ertoe te beweren, dat Harvey's ontdekking van de bloedsomloop reeds door Hippocrates gedaan, doch in vergetelheid geraakt zou zijn: Hippocrates de circuitu sanguinis (Leiden 1661). De kritiek op dit boekje was vernietigend. Van der Linden had het moeilijk in Leiden. Terwijl zijn collega Francois de le Boë Silvius, de man van de praktijk en vol nieuwe denkbeelden, zoveel studenten trok dat diens collegezaal uitgebreid moest worden, werden Van der Lindens colleges slecht bezocht. Van der Linden heeft de nieuwe geneeskunde wel met zijn verstand erkend en aanvaard, doch niet van harte. Hij overleed in 1664 Johannes Antonides van der Linden zou als medicus reeds lang in vergetelheid geraakt zijn, als hij niet de medische bibliografie De scriptis medicis had samengesteld. De eerste editie verscheen in 1637 bij Johan Blaeu te Amsterdam, waar Van der Linden zich als arts gevestigd had. Dit werk is een aanbeveling geweest voor zijn benoeming te Franeker in 1639. De tweede en derde druk werden ook door Blaeu verzorgd, respectievelijk in 1651 en 1662. M.H.H. Engels, 2003.